Een gantz duidelijck ende klaer bewijs, uyt die H.
Schriftuere, dat Jesus Christus, is de rechte belovede
David inden geest, een koninck aller koningen, een heer
aller heere[n], ende de rechte geestelijcke koninck over
dat geestelicke Israhel, dat is zyn gemeynte, die hy mit
syn eyghen bloedt ghecost: ende verworven heft. Eertijts
geschreven aen allen waren broeders ende bondtgenoten,
hijrende daer verstroeyt / door Menno Symons. Tegens de
grouwelijcke ende grootste blasphemie van Jan vanLeyden,
die hem uytgaff voor enn blyde coninck over al, ende der
elender vroude geworden, hem settende in de stede Gods.
... [1 Corinth. 3:13 (i.e. 11)]